Integratiebeleid dat werkt: vijf aanbevelingen voor een open en vrije samenleving
4 maart 2025Met de ‘Actieagenda Integratie en Open en Vrije Samenleving’ presenteert staatssecretaris Participatie en Integratie Nobel zijn visie en ambitie voor de integratie in Nederland. In de zomer volgt de uitwerking hiervan. Om deze uitvoering te laten slagen, is het belangrijk dat de plannen zijn gebaseerd op onderbouwde kennis uit de wetenschap en praktijk. En die kennis is er volop, Movisie geeft alvast vijf concrete aanbevelingen.
De staatssecretaris zegt in de Actieagenda dat hij trots is op Nederland en noemt het ‘misschien wel het allermooiste land in de wereld’. Want Nederland is een open en vrije samenleving waarin iedereen (zichtbaar) zichzelf kan zijn en de vrijheid heeft om eigen keuzes te maken voor hoe het leven naar eigen wens in te richten. Ongeacht je levensovertuiging, achtergrond, je kleur of gender. Tegelijkertijd is Nederland ook een diverse samenleving, wat volgens de staatssecretaris zowel een kracht als een uitdaging is. Hij benadrukt dat veel goed gaat op het gebied van integratie en samenleven. Toch heeft hij ook zorgen.
Vrijheid is niet objectief
Want vrijheden kunnen soms met elkaar botsen, en niet iedereen ervaart dezelfde mogelijkheden om deel te nemen aan de samenleving. Zo noemt hij in de brief bijvoorbeeld gesloten gemeenschappen waarbinnen mensen, vooral vrouwen, beperkt worden in hun vrijheid door traditionele man-vrouw rolopvattingen. Ook verwijst hij naar kansenongelijkheid waardoor mensen worden belemmerd in hun participatie. Bijvoorbeeld door discriminatie op de arbeidsmarkt of in het onderwijs. Ook het niet beschikken over de juiste kennis of vaardigheden zoals taalbeheersing of het hebben van netwerk kan zorgen voor ongelijkheid.
De staatssecretaris laat hiermee zien dat vrijheid geen objectief begrip is. Wat voor de één vrijheid betekent, kan voor de ander juist beperkend zijn. En mensen kunnen op verschillende manieren ervaren dat hun vrijheid om keuzes te maken en volwaardig te participeren wordt ingeperkt.
De Actieagenda leunt op twee pijlers. De eerste staat voor de waarden en normen van de open en vrije samenleving. De tweede pijler voor meedoen, de taal leren en aan de slag gaan. Elke pijler heeft actielijnen met verschillende aanpakken: variërend van normstellen en sanctioneren, ‘een duidelijke streep trekken’, tot het bevorderen van sociale cohesie en het wegnemen van obstakels die participatie belemmeren. Hoe zet je deze aanpakken zo in dat ze écht bijdragen aan het realiseren van de ambities voor integratie?
1. Practice what you preach
De staatssecretaris benadrukt dat Nederland een land moet zijn waar iedereen zichzelf kan zijn. Dat iedereen gelijke kansen biedt, en waar iedereen volwaardig meetelt, ongeacht je achtergrond. De grondwet en de democratische rechtsstaat bieden hiervoor een duidelijk kader en iedereen zou die moeten onderschrijven. Inclusief de normen en waarden die daarin besloten liggen. In de omgang met elkaar zou wederkerigheid, vrijheid en respect centraal moeten staan.
Het is een belangrijke boodschap waarbij de staatssecretaris een duidelijke norm communiceert. Uit onderzoek is bekend dat het goed werkt als mensen met autoriteit een positieve norm uitdragen voor gewenst gedrag. Zij geven daarmee het goede voorbeeld. Het is belangrijk om dit te blijven doen bij de uitwerking van de ambities van de Actieagenda, in woorden én daden. Dat bekent niet alleen kijken naar de normen en waarden van mensen met een migratieachtergrond. Dat is discriminerend. En als hier vervolgens discriminerend beleid uit voortkomt, ondergraaft dit de geloofwaardigheid van de boodschap, die dan zelfs een averechts effect krijgt.
2. Pas op voor framing
Voor een vrije en open samenleving is het belangrijk om onderlinge verschillen te overbruggen en respectvol samenleven aan te moedigen. Dat betekent ook inzetten op sociale cohesie en preventie van polarisatie. De staatssecretaris wil hier werk van maken. Onder andere door het organiseren van dialoog met gemeenschappen en het bevorderen van sociale cohesie in ‘kwetsbare’ wijken. Uit onderzoek blijkt dat dit inderdaad kan bijdragen aan het overbruggen van verschillen, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. Zo is het belangrijk om te focussen op verschillen die ertoe doen bij het tegengaan van polarisatie. In de Actieagenda wordt polarisatie vooral nog omschreven met etnisch-culturele en religieuze verschillen. Juist deze verschillen zijn minder belangrijk bij polarisatie dan lange tijd gedacht. Andere verschillen, bijvoorbeeld in inkomen en opleiding zijn bepalender. Door polarisatie als etnisch-cultureel te framen kan dit een selffullfilling prophecy worden. Dan werkt het polarisatie juist in de hand. Ook kan het beleidsmakers op het verkeerde spoor zetten.
3. Niet meten met twee maten
In de Actieagenda worden op een aantal punten vooral kwesties rondom Islam en moslims uitgelicht. Zoals Imams wiens boodschap niet aan zou sluiten bij de Nederlandse normen en waarden. Of de versterkte gebedsoproep als enige bron van spanningen in wijken. Hiermee worden specifieke groepen mensen onterecht aangewezen als veroorzaker van polarisatie. Dit kan wij-zij gevoelens en vooroordelen versterken en dat kan polarisatie en discriminatie in de hand werken. De commotie rond de motie Becker is hier een sprekend voorbeeld van.
Om niet een enkele groep verantwoordelijk te houden voor polarisatie, is het belangrijk om een goede analyse te maken van alle factoren die van invloed zijn op polarisatie. Tools als de handreiking Van polarisatie naar verbinding en het Afwegingskader polarisatie kunnen hierbij helpen.
4. Combinatie norm stellen en sociale normen versterken
Als het gaat om het stimuleren van gewenst gedrag, dan kan zowel normstellen als het versterken van positieve sociale normen effectief zijn. Het kabinet wil op beide strategieën inzetten. Daarbij is het belangrijk de balans tussen beiden te houden en niet te veel nadruk te leggen op normstelling. Bij het versterken van zelfbeschikking en de vrijheid om eigen keuzes te maken, een belangrijk punt in de agenda, wordt duidelijk gekozen voor deze twee sporen. Het kabinet kiest daarbij voor een normstellende aanpak bij schadelijke (strafbare) praktijken met inzet op preventie, signalering en handhaving in een integrale ketenaanpak. En daarnaast voor een aanpak die meer gericht is op het versterken van positieve sociale normen die minstens evenveel aandacht verdient. Daarbij gaat het via de werkwijze verandering van binnenuit om het versterken van positieve sociale normen rond zelfbeschikking en keuzevrijheid. Deze aanpak is de afgelopen jaren met succes ingezet binnen een aantal gemeenschappen.
Het is belangrijk om te benadrukken dat schadelijke praktijken ook voorkomen in gemeenschappen zonder migratieachtergrond. Anders ontstaat ook rond dit thema het risico op framing. De werkwijze verandering van binnenuit wordt ook uitgevoerd binnen christelijke gemeenschappen. Ook zijn diverse elementen hieruit toegepast in studentenverenigingen.
Gelijke kansen
De combinatie van normstelling en het versterken van de sociale norm is ook belangrijk bij het creëren van gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met een migratieachtergrond en mensen van kleur. Zo is het bij werving en selectie belangrijk dat er een duidelijke norm is tegen discriminatie in de vorm van wetgeving. Daarnaast werkt het om positieve sociale normen uit te dragen vóór gelijke behandeling en tegen discriminatie, naar en binnen het bedrijfsleven. Er is inmiddels veel kennis ontwikkeld hoe dit te doen.
5. Sanctioneer waar nodig, stimuleer waar het kan
De staatssecretaris wil nadrukkelijk inzetten op sanctioneren en handhaven. Zo wil de staatssecretaris verkennen of er meer gehandhaafd kan worden bij ‘intolerante en onverdraagzame gedragingen’.
Sanctioneren is nodig als mensen de wet overtreden, dat staat buiten kijf. Of het nu gaat om rellende jongeren, online bedreigingen en haatspraak of om bewoners die stenen gooien naar een azc. Het is echter van cruciaal belang om plegers niet in hokjes te zetten of weg te zetten als extremisten, racisten of ‘wappies’. Zeker jongeren niet, extreme ideeën horen ook bij een gezonde identiteitsontwikkeling.
Als het gaat om handhaven en sanctioneren is gelijkheid bovendien een voorwaarde. Er kunnen geen verschillen zijn in sancties voor burgers met en zonder migratieachtergrond. Dus geen andere straffen voor plegers met migratieachtergrond. Dit is discriminerend en druist regelrecht in tegen Artikel 1 van de Grondwet.
Ook als het gaat om inburgering en nieuwkomers stelt de staatssecretaris sancties voor. Zo wil hij korten op de bijstand als iemand de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om mee te kunnen doen op de arbeidsmarkt. Ook wil hij onderzoeken of de uitkering omlaag kan bij het weigeren van arbeid die als passend wordt gezien. Het is de vraag of dit effectief zal zijn. Het veronderstelt namelijk dat mensen ‘niet willen’, terwijl zij misschien simpelweg ‘niet kunnen’. Maar er is meer nodig om de kansen van vluchtelingen op de arbeidsmarkt te vergroten. Zo is begeleiding op de werkvloer cruciaal. Ook de kennis uit 'meedoen naar vermogen' en het Expertisepunt basisvaardigheden bieden veel kennis hiervoor.
Uit onderzoek naar ‘wat werkt’ bij de re-integratie van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt wordt gemeenten aangeraden om bij de arbeidstoeleiding onderscheid te maken in verschillende analyseniveaus: de persoon, de omgeving, de werkgevers en de gemeente zelf. Wanneer namelijk alleen wordt ingezet op de persoon, blijft de verantwoordelijkheid voor re-integratie en arbeidsparticipatie voor een groot deel bij mensen zelf liggen. Uit onderzoek is bekend dat eenzijdig investeren in de intenties en het menselijk kapitaal van (vrouwelijke) statushouders – een verzamelnaam van alle competenties en vaardigheden die iemand vergaard heeft – niet voldoende is om aan het werk te komen. Gemeenten zouden bij de re-integratie van vrouwelijke statushouders met een afstand tot de arbeidsmarkt meer aandacht moeten hebben voor de rol en inzet van het sociaal netwerk en voor het actief betrekken van werkgevers (Stavenuiter et al., 2020).
Al met al is het belangrijk om duidelijke normen te stellen als het gaat om ongewenst gedrag. Maar het is net zo belangrijk om te weten waar gedrag vandaan komt, zodat je gericht kunt interveniëren. Zonder oog voor onderliggende oorzaken van gedrag, kun je de plank misslaan bij het kiezen van een aanpak. Bovendien draagt het wegzetten van groepen mensen bij aan polarisatie en escalaties.
Volop kennis
Nederland is een superdiverse samenleving. Dat biedt kansen maar brengt ook uitdagingen met zich mee. Het is aan het kabinet om burgers, professionals en beleidsmakers hierbij te ondersteunen met beleid dat werkt. Werkend beleid is gestoeld op kennis uit de wetenschap en uit de praktijk en ervaringskennis en die kennis is er gelukkig volop.
