‘Me Too’ bij meer dan de helft werkende vrouwen
21 juni 2021De meerderheid van de werkende vrouwen heeft op de werkvloer te maken met een vorm van seksuele intimidatie. Dat meldt vakbond CNV op basis van een onderzoek onder 2700 werkenden, uitgevoerd door Maurice de Hond.
Bijna twee derde van de vrouwen heeft volgens het onderzoek ervaring met seksueel getinte opmerkingen, schunnige woorden, sissen of ander vervelend taalgebruik op het werk. Een derde heeft wel eens te maken gehad met aanranding of een andere fysieke vorm van seksuele intimidatie.
Volgens CNV-voorzitter Piet Fortuin is de Nederlandse vrouw niet veilig op de werkvloer. ‘Dit zijn heftige cijfers. Omgerekend betekent dit dat zeker twee miljoen vrouwen op de werkvloer te maken hebben met een vorm van seksuele intimidatie. Ongekend’, aldus Fortuin.
Ook mannen zijn slachtoffer
Ook bij mannen komt seksuele intimidatie op de werkvloer voor, maar in mindere mate. Van de ondervraagde mannen zegt 18 procent wel eens seksueel getinte opmerkingen te krijgen, en 5 procent heeft te maken gehad met een fysieke vorm van seksuele intimidatie.
Seksuele intimidatie niet goed bespreekbaar
Ruim een kwart van de ondervraagden die te maken heeft met seksuele intimidatie, weet niet waar ze terecht kunnen met hun klachten. Eenzelfde percentage heeft het niet op het werk besproken en geeft ook aan dat seksuele intimidatie überhaupt niet goed bespreekbaar is. Jolanda van Zwieten van het CNV zegt tegen Trouw dat het tijd wordt om het onderwerp uit de taboesfeer te halen. ‘Wij zeggen: als iemand iets als grensoverschrijdend ervaart, dan is het grensoverschrijdend. En tegen degenen die zulk gedrag vertonen, zeggen we: het is misschien niet zo bedoeld, maar doe het gewoon niet.’
PSA en de RI&E
Het CNV vindt dat elk bedrijf een protocol tegen seksuele intimidatie moet hebben. Wettelijk is dat al geregeld. Seksuele intimidatie op de werkvloer valt onder psychosociale arbeidsbelasting (PSA). De werkgever moet beleid vaststellen om PSA te voorkomen of beperken. Dat volgt uit de Arbowet. Dat beleid bestaat concreet uit beschrijvingen van situaties waarin seksuele intimidatie kan voorkomen. En een plan van aanpak waarin wordt beschreven welke maatregelen zijn genomen om ongewenst gedrag in deze situaties tegen te gaan. Met daarbij de sancties als iemand deze regels overtreedt.
Beleid tegen seksuele intimidatie moet zijn opgenomen in de verplichte Risico- Inventarisatie & -evaluatie (RI&E). Momenteel zou maar 1 op elke 3 bedrijven een dergelijk beleid hebben. ‘Iedereen moet op de hoogte zijn’, vindt Van Zwieten. ‘Zoals je te horen krijgt als je aan een nieuwe baan begint: daar is de koffieautomaat, zo moet je ook verteld worden: bij ongewenst gedrag kun je daar en daar terecht. Het gaat om veiligheid. We zorgen er toch ook voor dat iedereen die in de bouw werkt een bouwhelm draagt?’
Beleid rond PSA is voor een ondernemingsraad onderdeel van de behandeling van het arbobeleid in de onderneming. Hier heeft de or instemmingsrecht op, net als op eventuele aanpassingen in het integriteitsbeleid van de organisatie. Bovendien heeft de or een signalerende taak en functie als het gaat om lacunes in het arbobeleid volgens artikel 28 van de WOR.
Preventief beleid
De Arbowet legt de werkgever een zorgplicht op. Hierbij hoort preventief beleid voeren om PSA tegen te gaan. Veel bestuurders vertalen die vereiste in het aanstellen van één of meer vertrouwenspersonen. Medewerkers moeten een vertrouwenspersoon om hulp kunnen vragen bij schendingen in de omgangsvormen en integriteit.
De vertrouwenspersoon hoort jaarlijks een geanonimiseerd rapport te maken, met daarin een overzicht van de meldingen die behandeld zijn. Meestal wordt dit rapport in een jaarlijks gesprek met de or en de bestuurder besproken. De or krijgt zo een goede indruk van hoe het ervoor staat op PSA en integriteit. Dat kan als input dienen voor de (jaarlijkse) overlegvergadering.