Amsterdams Sportakkoord: veilige kleedkamercultuur voor iedereen
1 oktober 2020Ondanks alle inzet van goedbedoelende vrijwilligers heeft niet elke sportvereniging een positief en veilig clubklimaat. Het Amsterdams Sportakkoord gaat hen daarbij helpen.
Op een trainingsveld van voetbalvereniging Sloterdijk staat iedere week een club mannen te voetballen aan wie op het eerste gezicht weinig bijzonders te zien is. Het is echter geen ‘normaal’ voetbalteam: alle spelers komen uit zogenoemde kwetsbare groepen. Er zitten mensen tussen zonder vaste woon-of verblijfplaats, anderen hebben een lichte verstandelijke beperking. Sommige spelers kampen met een drugs- of drankverslaving of hebben in de gevangenis gezeten, maar op het veld telt alleen de strijd om de bal.
De trainingen zijn een initiatief van Stichting Life Goals, een organisatie die als doel heeft om kwetsbare mensen via sport een duwtje in de goede richting te geven. “Wij geloven dat sport een opstapje kan zijn om weer volwaardig mee te doen in de maatschappij, alleen is daar soms wel wat hulp bij nodig,” zegt Tom van Ketel, initiatiefnemer van Life Goals Amsterdam. “Doordat we samenwerken met sportclubs als AVV Sloterdijk, ontstaat er kruisbestuiving. Zo is er een traject waarin vluchtelingen en statushouders worden opgeleid tot assistent-jeugdtrainers. En het terrein van voetbalvereniging SDZ, achter het Westerpark, wordt bijgehouden door een groep verslaafden of op een andere manier kwetsbare Amsterdammers, die daar ook kunnen sporten.”
Life Goals is een van de vijftien organisaties die het Amsterdams Sportakkoord hebben ondertekend, een actieplan van de gemeente Amsterdam om te komen tot een positief en veilig sportklimaat. Volgens Simone Kukenheim, wethouder van sport, voelen te veel Amsterdammers zich niet welkom bij een sportclub, of haken ze af omdat ze zich er niet thuisvoelen. De komende jaren worden clubs geholpen met het tegengaan van racisme, discriminatie of een sfeer waarin presteren belangrijker is dan spelplezier. Kukenheim: “Kinderen die een fijne tijd hebben op de sportvereniging, blijven hun hele leven gemotiveerd om te sporten. Uit onderzoek van de KNVB kwam naar voren dat kinderen rond de leeftijd van 11 stoppen met voetbal, omdat ze de trainers niet leuk vinden of omdat ze niet geselecteerd worden voor een hoog elftal. Dat is zonde.”
Open cultuur
In het Sportakkoord, dat moet zorgen voor meer sociale veiligheid, wordt de wortel-en-stokmethode gehanteerd: stimuleren waar kan, strikter handhaven waar nodig. Zo gaat de gemeente strenger zijn voor clubs die de gedragsregels niet handhaven, er moet een vertrouwenspersoon op de vereniging zijn en er komen regels over Verklaringen Omtrent het Gedrag (VOG) voor trainers. Er zijn ook trainingen voor trainers en coaches en er zijn (online) workshops om clubs te helpen om tot een ‘open cultuur’ te komen. De trainingen zijn beschikbaar voor alle 15 duizend trainers in Amsterdam.
Sportpedagoog Tessa Blom helpt jeugdtrainers om het plezier in sport voor alle kinderen te vergroten. “De meeste trainers zijn vrijwilligers met de beste intenties, maar het is best ingewikkeld om oog te hebben voor alle kinderen, ook voor hen die moeilijker meekomen. De nadruk ligt vaak nog op presteren en minder op het sociale aspect. In de workshops die ik geef, krijgen jeugdtrainers handvatten om daar meer oog voor te hebben.” Blom geeft onder meer een workshop ‘groepsdynamiek’, waarin trainers bijvoorbeeld leren hoe ze moeten omgaan met ‘kleedkamergrappen’ over homo’s of mensen met een andere afkomst dan de Nederlandse.
Kukenheim: “Voor iemand die net uit de kast is gekomen of dat wil doen, kan het heel onveilig voelen als er op het veld met ‘homo’ wordt gescholden.” Deze week bleek uit onderzoek van het Mulier Instituut dat in het mannentophockey negatieve uitingen over homoseksualiteit regelmatig voorkomen. Die, soms grappig bedoelde, opmerkingen ‘bestendigen de heersende macho-/heterocultuur binnen het mannen(top)hockey en kunnen een uitsluitende werking richting homomannen hebben’.
Gelijkgestemden
Veel homo’s kiezen er daarom voor om met gelijkgestemden te sporten. Zoals de waterpoloërs van Amsterdam Waterproof, die op dinsdag- en vrijdagavond in het Sloterparkbad trainen. Soms doen ze mee aan toernooien in het buitenland tegen andere gayteams, maar ze spelen ook mee in de reguliere competitie. “Toen we daar 18 jaar geleden mee begonnen, werden we af en toe door tegenstanders voor mietjes uitgemaakt,” zegt voorzitter Ruud Paauwe, “maar respect dwing je af in het water. Je moet het ook niet te groot maken: alles wat je aandacht geeft, groeit.”
Han Jansen, speler van Gay Soccer Amsterdam: “Ik heb in mijn jeugd bij een club in de buurt van Nijmegen gevoetbald. Daar was mijn homoseksualiteit nooit een probleem. Toen ik naar Amsterdam verhuisde en daar een club zocht, zei een collega: ‘Je mag best in ons elftal meespelen, maar dan moet je wel apart douchen’. Dat was bedoeld als grap, maar voelde niet zo.” Nu speelt Jansen al twee jaar met andere homo’s op een veldje op het Olympiaplein. “Het is gezellig om met gelijkgestemden te voetballen, maar ik zou inmiddels ook prima bij een ‘heteroteam’ kunnen spelen. Ik denk dat het best meevalt met die machocultuur in de kleedkamer, waar het zo vaak over gaat. Hooguit is het bij ons iets meer open-minded. Twee weken geleden speelde bij ons een vrouw mee, dat is geen enkel probleem.”
Een positief sportklimaat, eigenlijk wil iedere club dat, ziet ook wethouder Kukenheim. “Je merkt dat hulp hierbij heel welkom is. Sportverenigingen draaien op vrijwilligers en hoe beter de sfeer op de club, hoe meer mensen willen meedoen.”
De sportvereniging is voor veel kinderen naast school en thuis een ‘derde milieu’, zegt pedagoog Blom. “Ze leren er samenwerken, omgaan met winnen en verliezen, feedback incasseren. Als clubs erin slagen om dit in een veilige omgeving te doen, dan geef je echt iets moois aan een kind.”